In deze zaak gaat het om de vraag of het CAK terecht een boete van € 402,24 heeft opgelegd aan appellante omdat zij niet binnen de haar gegeven termijn van drie maanden een zorgverzekering heeft afgesloten. Appellante had tot 14 september 2019 de tijd om een zorgverzekering af te sluiten, maar deed dit pas op 20 september 2019. Het CAK legde daarop een boete op, die door de rechtbank in stand werd gehouden. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het CAK zich terecht op het standpunt stelde dat de boete moest worden opgelegd, ook al had appellante aangegeven dat zij geen draagkracht had. De Raad benadrukte dat het belang van de zorgverzekering en de waarborging van de volksgezondheid voorop staat. Daarnaast verzocht appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met vier maanden was overschreden en kende een schadevergoeding toe van € 500,-, verdeeld over het CAK en de Staat der Nederlanden. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissingen en legde de proceskosten voor beide partijen op.