ECLI:NL:CRVB:2024:415
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag kinderbijslag op basis van ingezetenschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Haarlem. De appellante, geboren in Somalië, had op 5 oktober 2022 kinderbijslag aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat zij op de peildatum van 1 oktober 2022 nog geen ingezetene van Nederland was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellante op de peildatum nog geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. Appellante was op dat moment pas 3,5 week terug in Nederland en had geen duurzaam tot haar beschikking staande woonruimte. De Raad benadrukte dat, hoewel het hebben van een woonruimte belangrijk is, dit niet het enige criterium is voor het vaststellen van ingezetenschap. Ook de duur van het verblijf in Nederland speelt een cruciale rol.
De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellante op de peildatum niet voldeed aan de voorwaarden voor kinderbijslag. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Appellante kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.