ECLI:NL:CRVB:2024:386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van toelating tot de vrijwillige verzekering voor de AOW wegens te late aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, geboren in Bulgarije, heeft in Nederland gewerkt en is verplicht verzekerd voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) geworden. Op 10 juli 2020 bereikte zij de pensioengerechtigde leeftijd, maar diende pas op 26 juni 2021 een aanvraag in voor de vrijwillige verzekering voor de AOW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend, namelijk na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De Svb heeft in haar besluit verwezen naar de wettelijke vereisten die stellen dat een aanvraag uiterlijk tien jaar na de verplichte verzekering moet worden ingediend en dat de aanvrager de pensioengerechtigde leeftijd niet mag hebben bereikt op het moment van aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, wat door de Raad is bevestigd. De Raad oordeelt dat de Svb niet verplicht was om appellante proactief te informeren over de mogelijkheid van een vrijwillige verzekering. Appellante had voldoende tijd om zich te informeren over haar rechten en plichten binnen het Nederlandse pensioenstelsel. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding van de aanmeldtermijn verschoonbaar maken. Daarom blijft de beslissing van de Svb in stand, en krijgt appellante geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.