ECLI:NL:CRVB:2024:378

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
22/2810 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

Op 28 februari 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2810 AW. Het betreft een herzieningsverzoek van een eerdere uitspraak van de Raad van 29 juli 2010. Dit herzieningsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard omdat het, net als de voorgaande verzoeken, onredelijk laat is ingediend. De Raad had eerder op 4 mei 2023 de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 23 juni 2022 vernietigd, omdat deze ten onrechte had beslist op het herzieningsverzoek van appellante van 4 oktober 2021. De Raad heeft het herzieningsverzoek behandeld als een verzoek om de uitspraak van 29 juli 2010 te herzien, maar oordeelt dat het verzoek meer dan een jaar na de openbaarmaking van de eerdere uitspraak is ingediend, wat als onredelijk laat wordt beschouwd.

Tijdens de zitting op 17 januari 2024 is appellante verschenen, maar van de zijde van het bestuur van Stichting [Stichting] was niemand aanwezig. De Raad heeft de argumenten van appellante in verzet beoordeeld, maar deze gaven geen aanleiding om anders te oordelen over de tijdigheid van het herzieningsverzoek. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld die de late indiening zouden rechtvaardigen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling in verzet.

De uitspraak van de Raad is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.

Uitspraak

22.2810 AW

Datum uitspraak: 28 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 23 juni 2022, 21/5681 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het bestuur van Stichting [Stichting] (bestuur)
PROCESVERLOOP
Met een uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Awb van 4 mei 2023 heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd omdat de rechtbank ten onrechte op het door appellante ingediende herzieningsverzoek van 4 oktober 2021 heeft beslist. De Raad heeft het herzieningsverzoek in behandeling genomen als een verzoek om de uitspraak van de Raad van 29 juli 2010, 09/375 AW, te herzien. Dat herzieningsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
De Raad heeft het verzet behandeld op een zitting van 17 januari 2024. Appellante is verschenen. Van de zijde van het bestuur is niemand verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 4 mei 2023 berust op de overweging dat het herzieningsverzoek van appellante onredelijk laat is ingediend.
Wat appellante in verzet aanvoert geeft geen aanleiding hier anders over te oordelen. Appellante heeft geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid gesteld. Het herzieningsverzoek, het zesde verzoek in deze zaak, is meer dan één jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening is verzocht, ingediend. Daarom is dit herzieningsverzoek, net als de vorige drie verzoeken, onredelijk laat ingediend.
Voor een proceskostenveroordeling in verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) I. van der Hout