In deze zaak gaat het om de intrekking van het recht op bijstand van appellanten met ingang van 17 juli 2020 en de terugvordering van de kosten van bijstand tot een bedrag van € 13.004,25, wegens betrokkenheid van appellanten bij de exploitatie van een hennepkwekerij die is aangetroffen in hun woning. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het hoger beroep deels slaagt en dat de intrekking en terugvordering alleen kunnen standhouden voor de periode van 24 november 2020 tot 21 juni 2021.
Appellanten ontvingen vanaf 4 november 1996 bijstand naar de norm voor gehuwden. Op 23 maart 2021 heeft de politie op het uitkeringsadres een hennepkwekerij aangetroffen. De politie heeft een hennepbericht opgesteld en de sociale recherche van de gemeente Nijmegen heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Het college heeft de bijstand van appellanten per 1 mei 2021 opgeschort en later de bijstand ingetrokken met terugvordering van de kosten.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat de intrekking van de bijstand over de periode van 17 juli 2020 tot 24 november 2020 niet kan standhouden. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, verklaart het beroep tegen het besluit van 30 september 2021 gegrond en herroept het besluit van 21 juni 2021 voor zover het betreft de intrekking over de periode van 17 juli 2020 tot 24 november 2020. De Raad draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen voor de terugvordering.