ECLI:NL:CRVB:2024:303
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing compensatie transitievergoeding wegens beëindiging arbeidsovereenkomst zonder langdurige arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om compensatie van een betaalde transitievergoeding door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante, een besloten vennootschap, had een transitievergoeding van € 4.262,13 (bruto) betaald aan een werknemer die wegens ziekte was uitgevallen. Het Uwv had de aanvraag om compensatie afgewezen, omdat niet was voldaan aan de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer, zoals vereist in artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de werknemer op 14 september 2012 in dienst trad en op 26 november 2013 wegens ziekte uitviel. De arbeidsovereenkomst werd beëindigd op 31 december 2015, maar de beëindiging was niet uitsluitend gebaseerd op de langdurige arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst was ingegeven door een verstoorde arbeidsrelatie en een gebrek aan vertrouwen, en niet door de langdurige ziekte van de werknemer. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de voorwaarden voor compensatie niet waren vervuld, waardoor de afwijzing van het Uwv in stand bleef. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.