Uitspraak
€ 26.032,15 (bruto) afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een beslissing op bezwaar van 11 maart 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven.
mr. Klaassen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.M.M. Schalkwijk.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
€ 26.032,15 (bruto) heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 7:673e, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd na het verstrijken van de termijn van twee jaar van het opzegverbod tijdens ziekte, zoals bedoeld in artikel 7:670, eerste en elfde lid, van het BW. Appellante stelt dat de arbeidsovereenkomst eerst per 19 november 2019 (gedeeltelijk) is beëindigd, toen het opzegverbod niet meer gold, en niet al per 1 oktober 2019, zoals het Uwv op basis van de vaststellingsovereenkomst van 19 december 2019 heeft aangenomen. De Raad volgt appellante in dit standpunt.
Inleiding
1 oktober 2019 de tweejaarstermijn van het opzegverbod tijdens ziekte, zoals bedoeld in artikel 7:670, eerste en elfde lid, van het BW, nog niet was verstreken. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:673e van het BW om voor compensatie in aanmerking te komen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van appellante op het evenredigheidsbeginsel niet slaagt.
Het oordeel van de Raad
1 oktober 2019 geen verschrijving is. De datum van 1 oktober 2019 komt daarvoor te vaak terug in de vaststellingsovereenkomst. Dit betekent echter niet dat de arbeidsovereenkomst van de werkneemster per 1 oktober 2019 is geëindigd, zoals het Uwv stelt. De arbeidsovereenkomst is immers met ingang van diezelfde datum voortgezet in aangepaste vorm, zoals de vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk vermeldt. De werkneemster is met ingang van 1 oktober 2019 in plaats van de functie van [naam functie] benoemd in de functie van Docent LC. Deze functiewijziging van de werkneemster per 1 oktober 2019 komt neer op een herplaatsing in een andere (passende) functie bij dezelfde werkgever als bedoeld in artikel 7:669, eerste lid, van het BW, onder wijziging van de arbeidsovereenkomst zonder dat ontslag is verleend en waarvoor dan ook geen transitievergoeding was verschuldigd. Dit volgt ook uit onder meer de artikelen 4, 6 en 10 van de vaststellingsovereenkomst, waarin wordt gesproken over “herplaatsing”, “voortzetting van het dienstverband in aangepaste vorm” per 1 oktober 2019 en “(deeltijd)ontslag” per 19 november 2019.
artikel 7:673e, eerste lid, van het BW, dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd na het verstrijken van de termijn van twee jaar van het opzegverbod tijdens ziekte, appellante niet zal worden tegengeworpen.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
- draagt het Uwv op binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen deze beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.500,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 908,- vergoedt.