Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) en de vraag of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden deze maatwerkvoorziening had moeten verstrekken. De appellant, de erfgenaam van de betrokkene, heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is omdat er geen procesbelang aanwezig is. De Raad concludeert dat de appellant met het hoger beroep geen baten of lasten kan verkrijgen, en dat de vraag of het college de maatwerkvoorziening had moeten verstrekken in de vorm van een pgb feitelijk geen betekenis heeft voor de appellant. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen, omdat de Raad van oordeel is dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter D. Hardonk-Prins en de leden K.M.P. Jacobs en K.H. Sanders aanwezig waren, met M. Dafir als griffier.