ECLI:NL:CRVB:2022:92
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake procesbelang en niet-ontvankelijkheid in Wmo 2015-zaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de erfgenaam van een betrokkene die een aanvraag voor uitbreiding van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning had ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Leiden, waarna de rechtbank het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. Na het overlijden van de betrokkene heeft de gemachtigde, die tevens de broer en zorgverlener van de betrokkene is, hoger beroep ingesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde geen procesbelang heeft, omdat het resultaat van het hoger beroep feitelijk geen betekenis heeft voor de erfgenaam. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie over procesbelang. De gemachtigde heeft aangegeven geen facturen te zullen sturen aan de erfgenaam voor de geboden zorg, wat de afwezigheid van procesbelang verder onderstreept. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.