In deze zaak gaat het om een verzoek om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 500,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
Namens verzoeker heeft mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van rechtbank Limburg van 27 juli 2021, 20/3269, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Bij uitspraak van 8 oktober 2024 heeft de Raad de uitspraak van rechtbank Limburg van 27 juli 2021 bevestigd. Namens verzoeker heeft mr. Dassen-Vranken verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, te vermeerderen met wettelijke rente. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Raad de Staat als partij aangemerkt.
Verzoeker heeft aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, omdat meer dan vier jaar zijn verstreken, gerekend vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift op 15 september 2020. De redelijke termijn is voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze, in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd. In het voorliggende geval geldt dat vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door het college op 15 september 2020 tot aan de uitspraak van de Raad op 8 oktober 2024, vier jaar en bijna een maand is verstreken. De redelijke termijn is dus met bijna een maand overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 500,-. De overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden in de rechterlijke fase. Aan verzoeker zal daarom een schadevergoeding van € 500,- worden toegekend, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening en te betalen door de Staat.
De Staat wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoeker in verband met indiening van de schadevordering wegens schending van de redelijke termijn. Die kosten worden begroot op een bedrag van € 437,50 (een punt voor het indienen van het schadeverzoek met een wegingsfactor van 0,5).