ECLI:NL:CRVB:2024:238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een nabestaandenuitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellant had de aanvraag ingediend na het overlijden van zijn partner in 2019, waarbij hij aangaf arbeidsongeschikt te zijn. De Svb heeft de aanvraag afgewezen omdat de appellant minder dan 45% arbeidsongeschikt werd geacht, gebaseerd op een medisch onderzoek uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de Raad in deze uitspraak bevestigt.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische rapportages en de argumenten van de appellant. De appellant was van mening dat zijn arbeidsongeschiktheid hoger was dan door de Svb vastgesteld. De Raad concludeert echter dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om aan de juistheid van de rapportages te twijfelen. De Raad neemt de overwegingen van de rechtbank over en bevestigt de uitspraak, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
De Raad heeft ook overwogen dat de nieuwe medische informatie die de appellant heeft aangedragen, niet relevant is voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid op de datum van de aanvraag. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.