Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
- bankafschriften van alle Nederlandse en buitenlandse betaalrekeningen van 1 maart 2014 tot heden op naam van appellant;
- de winst- en verliesrekening van de onderneming van appellant ([onderneming]) van 2014 tot en met 2019;
- de exploitatierekeningen van genoemde onderneming over de jaren 2014 tot en met 2019;
- de aangiftes inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2014 tot en met 2019 en 2020 als deze is opgemaakt;
- de bankafschriften van alle zakelijke rekeningen van 1 maart 2014 tot heden.
- bankafschriften van alle Nederlandse en buitenlandse betaalrekeningen van 1 maart 2014 tot heden op naam van appellant; dit betreft in ieder geval de KNAB-rekeningen eindigend op [nummer 1] en [nummer 2] en de RABO-rekening eindigend op [nummer 3];
- de winst- en verliesrekening van de onderneming van appellant ([onderneming]) van 2014 tot en met 2019;
- de exploitatierekeningen van genoemde onderneming over de jaren 2014 tot en met 2019;
- de aangiftes inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2014 tot en met 2019 (met uitzondering van 2017, want die heeft appellant al compleet aangeleverd) en 2020 als deze is opgemaakt;
- de bankafschriften van alle zakelijke rekeningen van 1 maart 2014 tot heden.
- de winst- en verliesrekening van de onderneming van appellant ([onderneming]) van 2014 tot en met 2019 (appellant heeft alleen een overzicht uitgedraaid, maar geen volledige winst- en verliesrekening per jaar);
- de exploitatierekeningen van genoemde onderneming over de jaren 2014 tot en met 2019;
- de aangiftes inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2014 tot en met 2016 en 2020 als deze is opgemaakt;
- de bankafschriften van alle zakelijke rekeningen van 1 maart 2014 tot heden, voor zover nog niet ingeleverd.
- Op de RABO-rekening eindigend op [nummer 3] zijn overboekingen zichtbaar van een SNS-rekening eindigend op [nummer 6] ten behoeve van ‘Heegron im ex art ten goods’. Als deze bankrekening aan appellant is gekoppeld dan is het verzoek om afschriften over te leggen vanaf 1 maart 2014. Betreft dit het bedrijf van appellant voorafgaand aan 2017?
- Uit de bankafschriften blijken meerdere overboekingen aan [X]. Als dit een creditcard betreft dan is het verzoek om afschriften over te leggen vanaf 1 maart 2014.
- Uit de bankafschriften blijken meerdere buitenlandse reizen (onder meer naar Duitsland en Japan). Er is het college echter maar één vakantiemelding bekend. Appellant wordt verzocht een overzicht te verstrekken van alle periodes waarin hij in het buitenland heeft verbleven vanaf 19 september 2014.
- Appellant wordt verzocht een overzicht te verstrekken van alle (gewijzigde) inschrijvingen in de KvK sinds [datum] 2014.
- overzichten ‘Transactiegebonden tarievering’ (TGT-overzichten), afsluitnota’s en rekeningoverzichten van de SNS-zakenrekening eindigend op [nummer 6] op naam van appellant [naam] over 2014, 2015 en 2016;
- bankafschriften van de RABO-rekening eindigend op [nummer 3] op naam van appellant over de jaren 2014 tot en met 2016 met uitzondering van de maanden juli tot en met november 2015 en december 2016;
- bankafschriften van de RABO-spaarrekening van appellant over de jaren 2016 tot en met 2020;
- de winst- en verliesrekeningen van [onderneming] over de jaren 2017 tot en met 2020;
- de aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van appellant over de jaren 2016 tot en met 2020.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 augustus 2021 voor zover dat ziet op intrekking van de IOAWuitkering vanaf 1 januari 2017 en op de terugvordering;
- herroept het besluit van 5 maart 2021 voor zover dat ziet op de intrekking van de IOAWuitkering vanaf 1 januari 2017 en op de hoogte van het teruggevorderde bedrag en stelt het bedrag van de terugvordering vast op € 29.929,05;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 25 augustus 2021;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- (€ 49,- + € 136,-) vergoedt.