ECLI:NL:CRVB:2024:2343
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hervatting WAO-uitkering en inlichtingenplicht van appellant
In deze zaak gaat het om de hervatting van de WAO-uitkering van appellant, die per 8 januari 2022 is hersteld door het Uwv. De uitkering was eerder beëindigd omdat appellant niet voldeed aan zijn inlichtingenplicht. Appellant had verzocht om een eerdere hervatting, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht de uitkering pas per 8 januari 2022 heeft hervat. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat appellant niet heeft aangetoond dat hij vanaf 1 december 2020 recht had op de uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellant op 3 december 2021 de benodigde verklaring heeft ingediend, maar dat de feitelijke woon- of verblijfplaats pas op 8 januari 2022 bekend was. De Raad concludeert dat de schending van de hoorplicht door het Uwv niet heeft geleid tot benadeling van appellant, aangezien hij in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt toe te lichten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.