ECLI:NL:CRVB:2024:2334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en bewijsvoering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 1 juni 2022 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die in Turkije verblijft, had zijn uitkering sinds 6 augustus 2014 ontvangen, maar het Uwv concludeerde dat het recht op uitkering niet kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de beëindiging van de uitkering in beginsel op het Uwv rustte. Het Uwv had appellant eerder verzocht om informatie over zijn woonadres, maar de Raad vond dat het Uwv niet voldoende had aangetoond dat appellant zijn informatieplicht had geschonden. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam en de besluiten van het Uwv, en herstelde de WIA-uitkering van appellant. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.748,- bedroegen, inclusief griffierechten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Uwv om zorgvuldig om te gaan met de bewijsvoering bij het beëindigen van uitkeringen.