Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De arts heeft vastgesteld dat appellant bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 mei 2021. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk, voor appellant functies geselecteerd en een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 60,98%. Het Uwv heeft aan appellant met ingang van 3 februari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend.
WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
55 tot 65% valt. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
3 juni 2022 en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 8 juni 2022 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de FML van 20 mei 2021 aanpassing behoeft en om die reden een nieuwe FML opgesteld, gedateerd op 3 juni 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens op basis van deze nieuwe FML voor appellant functies geselecteerd en een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 64,22%.
3 november 2021, opnieuw in te laten schatten, waarbij kenbaar de concrete recuperatietijd na een epileptische aanval en eventuele uitlokkende factoren voor een aanval worden betrokken. Voor wat betreft dit laatste aspect is ook verzocht om aandacht te besteden aan de bij appellant bestaande emotieregulatieproblematiek. De reden voor dit verzoek is gelegen in het feit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 3 juni 2022 weliswaar heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de epilepsie van appellant leidt tot een meer dan regulier ziekteverzuim, maar dat bij de motivering voor die conclusie niet kenbaar de concrete recuperatietijd na een epileptische aanval is betrokken en evenmin eventuele uitlokkende factoren voor een aanval.
Het oordeel van de Raad
neuroloog H.E. Ronner van 2 april 2024, waarin de situatie van appellant vanaf 2016 is beschreven en waarin wordt uitgegaan van drie tot vijf focale aanvallen per dag en van tonisch-clonische aanvallen in de nacht. Deze informatie had voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding moeten zijn om bij de inschatting van het te verwachten ziekteverzuim uit te gaan van drie tot vijf focale aanvallen per dag.
Conclusie en gevolgen
artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat appellant op de datum in geding volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Daarom wordt reden gezien om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het besluit van
24 november 2021 te herroepen, te bepalen dat appellant met ingang van 3 november 2021 recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100% en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het te vernietigen bestreden besluit.
Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en op € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze van 2 augustus 2024). In totaal is dit een bedrag van € 3.937,50. De door appellant gemaakte kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar zijn al vergoed met het bestreden besluit.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 9 juni 2022;
- herroept het besluit van 24 november 2021;
- bepaalt dat appellant met ingang van 3 november 2021 recht heeft op
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 9 juni 2022;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.937,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.