ECLI:NL:CRVB:2024:2274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting, intrekking en terugvordering van bijstand na niet tijdige verstrekking van bankafschriften
In deze zaak gaat het om de opschorting, intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Appellanten ontvingen sinds 26 februari 2019 bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft in augustus 2020 een onderzoek ingesteld naar hun recht op bijstand. Dit onderzoek volgde op meldingen dat appellanten een aparte bankrekening hadden geopend voor een persoonsgebonden budget. Het college verzocht appellanten om bankafschriften van al hun rekeningen over een bepaalde periode in te leveren, maar appellanten hebben niet alle gevraagde gegevens tijdig verstrekt.
Op 19 oktober 2020 heeft het college het recht op bijstand van appellanten opgeschort, omdat zij niet aan de informatieverplichting voldeden. Vervolgens heeft het college op 28 oktober 2020 de bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellanten hebben bezwaar gemaakt, maar het college heeft hun bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep zijn gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij de gevraagde bankafschriften vóór de gestelde deadline hebben ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat er geen verifieerbare gegevens zijn die de stelling van appellanten ondersteunen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en houdt de besluiten van het college in stand, wat betekent dat de opschorting, intrekking en terugvordering van de bijstand blijven bestaan. Appellanten krijgen geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.