Uitspraak
29 maart 2024, 22/4648 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
DenHaag en is op 26 augustus 2024 ontvangen bij de Centrale Raad van Beroep. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 10 augustus 2024 ter post bezorgd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het beroepschrift was ingediend na afloop van de beroepstermijn, die volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt. De termijn voor het indienen van het beroepschrift begon te lopen op de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak, die op 4 april 2024 aan partijen was verzonden. Appellante had het beroepschrift op 21 augustus 2024 ingediend, maar het was ter post bezorgd op 10 augustus 2024, wat betekent dat het na de termijn was ontvangen.
De Raad overwoog dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Appellante had aangevoerd dat zij eind 2023 uit het ziekenhuis was ontslagen en dat zij geschokt was door de uitspraak, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep de belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid niet relevant zijn. Aangezien het beroepschrift niet tijdig was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, verklaarde de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.