In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiseres, een in Frankrijk woonachtige gepensioneerde, tegen de definitieve jaarafrekening over zorgjaar 2019 en 2020 beoordeeld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de buitenlandbijdrage die door het Centraal Administratie Kantoor is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat eiseres verdragsgerechtigd is op basis van de Europese Verordening (EG) 883/2004, wat betekent dat zij recht heeft op medische zorg in haar woonland ten laste van Nederland. De buitenlandbijdrage is vastgesteld op € 1.872,68 voor 2019 en € 2.058,16 voor 2020. Eiseres stelt dat de buitenlandbijdrage in strijd is met een brief van de Belastingdienst waarin haar vrijstelling voor loonheffingen is toegekend. De rechtbank concludeert echter dat deze vrijstelling niet van toepassing is op de buitenlandbijdrage, aangezien deze geen belastingheffing betreft. De rechtbank bevestigt dat de berekening van de buitenlandbijdrage dwingend is voorgeschreven en dat er geen ruimte is voor afwijkingen. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij de buitenlandbijdrage moet blijven betalen.