ECLI:NL:CRVB:2024:2159
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 30 mei 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft een deskundige benoemd, verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, die op 1 maart 2022 een rapport heeft uitgebracht. Deze deskundige concludeerde dat appellant meer beperkingen heeft dan eerder vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 maart 2019. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de resterende functies passend zijn voor appellant, ondanks de aanpassing van de FML. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, maar heeft het Uwv en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De totale overschrijding van de redelijke termijn bedraagt één jaar en vijf maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,-. De proceskosten van appellant zijn begroot op € 4.593,75, en het Uwv moet het griffierecht van € 179,- vergoeden.