Uitspraak
OVERWEGINGEN
2 februari 2020 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 16 maart 2020 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoeker, die zich op 1 juni 2017 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. In hoger beroep heeft verzoeker zijn standpunt herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, onderbouwd met een rapport van psychiater M. Kazemier. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de rechtbank in de eerdere uitspraak niet voldoende rekening heeft gehouden met de door Kazemier vastgestelde beperkingen. Gezien de financiële situatie van verzoeker, die dreigde met woningontruiming en afsluiting van gas en licht, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat het Uwv aan verzoeker een voorschot van € 8.000,- netto moet betalen, met de mogelijkheid tot terugvordering indien verzoeker geen recht blijkt te hebben op de WIA-uitkering. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,-.