In deze zaak gaat het om de hoogte van een kostenvergoeding in bezwaar en een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek om schadevergoeding en kostenvergoeding in bezwaar werd afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er sprake was van samenhangende zaken, waardoor de kostenvergoeding voor de behandeling van bezwaar slechts eenmaal is toegekend. Appellant had twee afzonderlijke bezwaarschriften ingediend, maar de Raad oordeelt dat de werkzaamheden nagenoeg identiek waren en dat de rechtbank de kostenvergoeding correct heeft vastgesteld. Het verzoek om aanvullende schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de rechtbank al een schadevergoeding had toegekend. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het dagelijks bestuur tot vergoeding van de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 218,75.