In deze zaak gaat het om de blokkering en intrekking van de bijstand van appellant door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Brunssum en Landgraaf. Appellant ontving sinds 7 augustus 2014 bijstand op basis van de Participatiewet. De blokkering van de bijstand vond plaats na een melding van een re-integratiebedrijf en een onderzoek door de sociale recherche naar de woonsituatie van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen waren dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, omdat hij niet op het opgegeven adres woonde. De Raad oordeelde dat de blokkering van de bijstand per 1 december 2019 rechtmatig was, ondanks het verweer van appellant dat er geen nieuwe gegevens waren die dit konden rechtvaardigen. De intrekking van de bijstand over een bepaalde periode werd door de rechtbank vernietigd, maar de Raad oordeelde dat appellant geen schade had geleden. De Raad bevestigde de eerdere besluiten van het dagelijks bestuur en wees het verzoek om schadevergoeding af.