ECLI:NL:CRVB:2024:2138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en beoordeling privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een voormalig buitendienstmedewerker en zelfstandige, had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een onderzoek waaruit bleek dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant niet in staat was om verifieerbare arbeid of loonbetalingen aan te tonen en dat er geen concrete bewijzen waren van werkrelaties. De Raad onderschreef de conclusie van het Uwv dat de appellant niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen, en bevestigde de afwijzing van de WIA-aanvraag. De Raad merkte op dat het Uwv ten onrechte geen hoorzitting had gehouden, maar passeerde dit gebrek in de besluitvorming. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in zaken betreffende de privaatrechtelijke dienstbetrekking en de voorwaarden voor het verkrijgen van een WIA-uitkering.