ECLI:NL:CRVB:2024:2137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant en de vraag naar toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die per 1 maart 2020 is vastgesteld op 53,65%. Appellant betwist deze vaststelling en stelt dat er sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van 30 oktober 2018. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld en dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld. De Raad heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv onderschreven en geconcludeerd dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de gemotiveerde conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die heeft vastgesteld dat de geclaimde toegenomen klachten voortkomen uit andere ziekteoorzaken en niet uit de eerder vastgestelde arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.