ECLI:NL:CRVB:2024:2134
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering uitbetaling WW-uitkering over de periode van 10 mei 2022 tot en met 29 juli 2022
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WW-uitkering van appellante over de periode van 10 mei 2022 tot en met 29 juli 2022 uit te betalen. Het Uwv heeft deze weigering gebaseerd op het feit dat deze periode ligt vóór de 26 weken voorafgaande aan de datum waarop de aanvraag om een WW-uitkering werd ingediend. Appellante stelt dat er sprake is van een bijzonder geval, maar de Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten om de uitkering niet uit te betalen. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellante heeft niet aangetoond dat zij om medische redenen niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat de bewijslast voor het bestaan van een bijzonder geval bij appellante ligt, en dat zij hierin niet is geslaagd. De uitspraak van de Raad is gedaan op 14 november 2024.