ECLI:NL:CRVB:2024:2129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van niet-duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren op [geboortedatum] 2002, stelde dat zij op haar achttiende verjaardag duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte, maar de Raad oordeelde dat deze situatie niet duurzaam was. De Raad volgde de conclusie van het Uwv dat er mogelijkheden zijn voor appellante om haar belastbaarheid en arbeidsvermogen in de toekomst te verbeteren. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv aannemelijk had gemaakt dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bij appellante zich konden ontwikkelen, en dat het ontbreken van arbeidsvermogen op de datum in geding niet duurzaam was. De Raad benadrukte dat de beoordeling van duurzaamheid van arbeidsvermogen afhankelijk is van de kansen op verbetering en dat het Uwv niet hoeft te bewijzen dat appellante in de toekomst arbeidsvermogen zal hebben, maar wel moet aantonen dat er mogelijkheden tot ontwikkeling zijn. De uitspraak bevestigt de weigering van de Wajong-uitkering en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten.