ECLI:NL:CRVB:2024:2121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding immateriële schade in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, die een WIA-uitkering ontvangt, had verzocht om vergoeding van immateriële schade van € 25.000,-, omdat zij meende dat de besluitvorming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar geestelijk letsel had berokkend. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat er sprake was van zodanig ernstig psychisch leed dat dit als geestelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De Raad bevestigde deze afwijzing en oordeelde dat appellante niet voldoende medische onderbouwing had geleverd voor haar claims. De Raad benadrukte dat voor vergoeding van immateriële schade op basis van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, er een objectieve vaststelling van geestelijk letsel nodig is. De Raad concludeerde dat er geen oorzakelijk verband was tussen het onrechtmatige besluit en de gestelde schade, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellante niet in haar verzoek was geslaagd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.