ECLI:NL:CRVB:2024:212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor dieetkosten en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2024 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor dieetkosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante, die sinds 22 augustus 2019 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had eerder bijzondere bijstand voor dieetkosten ontvangen op basis van een medisch advies van de GGD. Echter, na nieuwe aanvragen in 2021 concludeerden GGD-artsen dat er geen medische noodzaak was voor extra dieetkosten, wat leidde tot de afwijzing van de aanvragen door het college.
Appellante stelde dat zij op basis van een eerder advies van de GGD mocht vertrouwen op toekenning van de bijstand voor de duur van drie jaar. De Raad oordeelde echter dat er geen toezegging was gedaan die dit vertrouwen rechtvaardigde. De Raad volgde het standpunt van de rechtbank dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat appellante niet had aangetoond dat zij om medische redenen op een dieet was aangewezen dat meerkosten met zich meebracht. De Raad bevestigde dat het college zich mocht baseren op de latere adviezen van de GGD, die op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen.
De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel en de noodzaak voor aanvragers om aannemelijk te maken dat zij voldoen aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de afwijzing van de aanvraag in stand bleef. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.