ECLI:NL:CRVB:2024:2112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag compensatie transitievergoeding wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor compensatie van een transitievergoeding die door appellante aan een werknemer is betaald. De Raad oordeelt dat appellante de aanvraagtermijn van zes maanden heeft overschreden en dat deze overschrijding niet verschoonbaar is. De aanvraag om compensatie was niet tijdig ingediend, aangezien deze pas op 30 november 2020 door het Uwv is ontvangen, terwijl de aanvraag vóór 1 oktober 2020 had moeten worden ingediend volgens artikel 3 (oud) van de Regeling compensatie transitievergoeding. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding haar niet kan worden toegerekend. De Raad wijst erop dat appellante niet tijdig de benodigde stappen heeft gezet om de E-herkenning te verkrijgen, wat essentieel was voor het indienen van de aanvraag. De Raad oordeelt dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar is en bevestigt de beslissing van de rechtbank om de aanvraag om compensatie af te wijzen. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.187,50 en bepaalt dat het griffierecht van € 548,- aan appellante wordt terugbetaald.