ECLI:NL:CRVB:2024:2055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 31 augustus 2022 heeft vastgesteld op 42,60%. Appellant, die voorheen als vrachtwagenchauffeur werkte, heeft sinds 2010 een uitkering op basis van de Wet WIA. Hij heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij niet in staat is om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid juist heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de arbeidsdeskundige voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak bevestigd, waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op 42,60% heeft vastgesteld. De Raad heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de beslissing van het Uwv in stand gelaten.