ECLI:NL:CRVB:2024:2004
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekennen Wajong-uitkering na laattijdige, herhaalde aanvraag zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante heeft herhaaldelijk aanvragen ingediend, maar het Uwv heeft telkens geweigerd, met als argument dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.H.F. de Jong. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. E.S. Träger. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen op eerdere besluiten, omdat de aangevoerde nieuwe informatie niet relevant was voor de beoordeling van de medische situatie van appellante op achttienjarige leeftijd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die eerder het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft, omdat appellante niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan op 23 oktober 2024.