ECLI:NL:CRVB:2024:1984

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
22/3969 WW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking niet in behandeling genomen na einduitspraak

In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 november 2022, met zaaknummer 20/7334, in het geding tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 september 2024 uitspraak gedaan in deze hoofdzaak, met ECLI:NL:CRVB:2024:1830. Op 14 oktober 2024 heeft verzoekster een verzoek tot wraking ingediend van de behandelend rechters, E. Dijt, T. Dompeling en D.H. Harbers.

De wrakingskamer heeft in haar overwegingen artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen, dat bepaalt dat een partij een rechter kan wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Tevens is artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 geraadpleegd, waarin staat dat een verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen indien het verzoek is gedaan na de openbaarmaking van de einduitspraak in de hoofdzaak.

In dit geval is het verzoek om wraking ingediend na de openbaarmaking van de uitspraak op 25 september 2024. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek niet in behandeling te nemen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door de voorzitter E.J.M. Heijs en de leden M.A.H. van Dalen-van Bekkum en J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van griffier L.B. Vrugt, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.

Uitspraak

22/3969 WW-W
Datum beslissing: 24 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 november 2022, 20/7334, in het geding tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
In dit geding hebben E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en D.H. Harbers als leden (behandelend rechters) op 25 september 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1830, uitspraak gedaan.
Op 14 oktober 2024 heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechters.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen, indien het verzoek is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
3. In het voorliggende geval is op 25 september 2024 uitspraak gedaan en is het verzoek ingediend op 14 oktober 2024. Dat betekent dat het verzoek is gedaan nadat de uitspraak openbaar is gemaakt. De wrakingskamer zal het verzoek daarom niet in behandeling nemen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en M.A.H. van Dalen-van Bekkum en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van L.B. Vrugt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) L.B. Vrugt