In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor legeskosten van een nieuw verblijfsdocument vanwege een geslachtsverandering. Appellante, die transgender is, heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de legeskosten van € 135,- die zij moest maken voor het vervangen van haar verblijfsdocument. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad heeft deze aanvraag afgewezen, met het argument dat legeskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die appellante in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de legeskosten in het geval van appellante voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelt dat een geslachtsverandering een uitzonderlijke gebeurtenis is en dat de legeskosten in dit geval niet kunnen worden aangemerkt als algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De Raad heeft daarom het hoger beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en bepaald dat het college bijzondere bijstand moet verlenen voor de legeskosten van het nieuwe verblijfsdocument.
De Raad heeft ook bepaald dat appellante recht heeft op een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep, en dat het college het door appellante betaalde griffierecht moet terugbetalen. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2024.