In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Heerlen meer dwangsommen heeft verbeurd dan reeds is toegekend. De appellant had het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen een besluit van het college. De Raad oordeelt dat de ingebrekestellingen van 1 april en 1 mei 2020 betrekking hebben op dezelfde procedure en dat er geen afzonderlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd voor meerdere ingebrekestellingen die betrekking hebben op hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit. De Raad bevestigt dat de appellant recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De totale procedure heeft meer dan vier jaar geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- voor de overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelt dat de eerdere toekenning van een dwangsom van € 115,- aan appellant niet tekort doet, en dat er geen aanleiding is voor een hogere vergoeding of extra dwangsommen. De uitspraak van de rechtbank Limburg wordt bevestigd voor zover deze is aangevochten, en de Staat der Nederlanden wordt veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en proceskosten aan appellant.