ECLI:NL:CRVB:2024:1949

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
23/3418 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van Wajong-uitkering en toeslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 26 oktober 2023. Verzoeker, die in Turkije woont, had verzocht om herziening van de intrekking van zijn Wajong-uitkering en toeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, zoals vereist onder artikel 8:119 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker had eerder medische informatie van het UMCG niet ingebracht in de procedure, terwijl hij daarover wel beschikte. De Raad concludeerde dat verzoeker bewust had gekozen om deze informatie niet te overleggen en dat de omstandigheden die hij nu aanvoert, niet nieuw zijn. De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

23/3418 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 oktober 2023, 22/2031
Partijen:
[verzoeker] te Turkije (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft [gemachtigde] verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 oktober 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1980).
Het Uwv heeft op het verzoek een reactie gegeven.
De zaak is verwezen naar een enkelvoudige kamer.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een (nader) onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Voor de van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de hiervoor vermelde uitspraak van 26 oktober 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1980).
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, was in geschil of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verzoeker vanaf 1 januari 2017 in Turkije is gaan wonen. Vervolgens was de vraag aan de orde of het Uwv, vanaf het moment waarop verzoeker buiten Nederland is gaan wonen, terecht zijn Wajong-uitkering en toeslag heeft ingetrokken en in redelijkheid heeft kunnen weigeren om de hardheidsclausule uit artikel 3:19 van de Wajong toe te passen. De Raad heeft (kort gezegd) geoordeeld dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat verzoeker in ieder geval vanaf 1 januari 2017 buiten Nederland woont en het Uwv in redelijkheid heeft kunnen weigeren om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Appellant heeft vanaf die datum daarom geen recht meer op een Wajong-uitkering.
3. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift naar voren gebracht dat zijn vorige gemachtigde medische informatie van het UMCG niet heeft overgelegd in hoger beroep, terwijl verzoeker in de veronderstelling verkeerde dat dit wel het geval was. Uit deze informatie volgt dat hij al sinds zijn kinderjaren ernstig ziek is.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
Met wat verzoeker tegen de uitspraak van de Raad van 26 oktober 2023 heeft aangevoerd wordt in essentie beoogt de juistheid van die uitspraak te betwisten. Volgens vaste rechtspraak [1] is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet bedoeld om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak. Wat verzoeker in het verzoek om herziening heeft aangevoerd, zijn geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, nu verzoeker dit ook naar voren had kunnen brengen in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is verzocht. Verzoeker beschikte al tijdens de procedure bij de Raad over de medische informatie van het UMCG, die hij nu aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd. Gelet op de e-mailwisseling tussen verzoeker en zijn toenmalige gemachtigde is er destijds bewust voor gekozen die medische informatie niet in de procedure bij de Raad in te brengen. Het gaat hier dus om feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening is verzocht. Verzoeker was daarmee toentertijd bekend of had daarmee redelijkerwijs bekend kunnen zijn. De Raad laat dan nog daar de vraag of die medische gegevens, waren zij eerder bij de Raad bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) S. Pouw

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 10 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:77 en van 13 januari 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS3516.