ECLI:NL:CRVB:2024:190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering IOAZ-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting door appellante
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de IOAZ-uitkering van appellanten, die sinds 26 oktober 2018 een uitkering ontvingen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. De intrekking van de uitkering is gebaseerd op het feit dat appellante geen melding heeft gemaakt van haar schoonmaakwerkzaamheden en de daaruit voortvloeiende inkomsten, waardoor zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft op 12 mei 2020 de uitkering ingetrokken en de ten onrechte betaalde bedragen teruggevorderd, wat door appellanten werd bestreden.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting waar appellanten niet aanwezig waren, maar het college werd vertegenwoordigd door een advocaat. De Raad concludeert dat appellanten niet in staat zijn geweest aannemelijk te maken dat zij recht hadden op de IOAZ-uitkering, zelfs als zij de inlichtingenverplichting wel waren nagekomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de verklaringen van appellanten inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de omvang van de werkzaamheden en de inkomsten vast te stellen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de intrekking en terugvordering van de uitkering in stand blijven.