ECLI:NL:CRVB:2024:1792

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23/1360 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van CIZ-advies met betrekking tot zorgbehoefte van kind met autistische stoornis en ADHD

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellante had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon, die bekend is met een autistische stoornis en ADHD. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen op basis van een CIZ-advies, waarin werd gesteld dat de zoon van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag, omdat hij geen intensieve zorg nodig had. De Raad oordeelde dat de Svb het CIZ-advies terecht aan de beslissing ten grondslag had gelegd en dat het onderzoek door het CIZ zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat appellante procesbelang had, maar dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de zorgscores van de zoon van appellante adequaat waren gemotiveerd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat de geldigheidsduur van het CIZ-advies van een jaar gerechtvaardigd was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat appellante geen recht had op dubbele kinderbijslag en geen vergoeding voor proceskosten ontving.

Uitspraak

23/1360 AKW
Datum uitspraak: 12 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 maart 2023, 22/2895 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De Raad oordeelt dat appellante procesbelang heeft en dat de Svb het CIZ-advies aan de toekenning voor dubbele kinderbijslag ten grondslag mocht leggen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door [gemachtigde] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Op 8 november 2020 heeft appellante een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon [naam] , geboren op [geboortedatum] 2006. [naam] is bekend met een autistische stoornis en ADHD.
1.2.
Met een besluit van 29 januari 2021 heeft de Svb de aanvraag afgewezen. De Svb heeft zich gebaseerd op het CIZ-advies van 22 januari 2021. Volgens het CIZ scoort [naam] een punt op het item lichaamshygiëne. Daarmee wordt niet voldaan aan de minimale zorgscore van drie punten.
1.3.
Met een besluit van 25 april 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante gegrond verklaard. Aan appellante is met ingang van het eerste kwartaal van 2021 dubbele kinderbijslag toegekend voor [naam] op basis van een positief CIZ-advies van 20 april 2022. De zorgscore voor [naam] is daarin vastgesteld op drie punten, te weten een punt op het item lichaamshygiëne, een punt op het item begeleiding buitenshuis en een punt op het item bezighouden, handreikingen. Het advies heeft een geldigheidsduur van een jaar.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante procesbelang heeft. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat gebruik mag worden gemaakt van het Beoordelingskader, [1] dat het onderzoek door het CIZ zorgvuldig is en dat geen aanleiding bestaat om de medisch adviseur van het CIZ als getuige op te roepen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het CIZ voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom voor [naam] geen punten zijn toegekend op de items eten en drinken, gedrag, communicatie en alleen thuis zijn. Voor het item eten en drinken heeft de rechtbank overwogen dat het CIZ geen score heeft toegekend omdat uit het onderzoek niet blijkt dat [naam] continue aansporing nodig heeft bij het eten en drinken vanwege een psychiatrische aandoening en/of (geobjectiveerde) gedragsproblematiek en dat niet is gesteld of gebleken dat is voldaan aan de overige criteria voor een score op dit item. Voor het item gedrag is geen score toegekend, omdat uit de aanwezige medische informatie niet volgt dat permanent toezicht nodig is om (dreigende) escalaties te voorkomen. [naam] heeft gedragsproblemen, maar de ernst van de gedragspathologie kan op basis van de beschikbare medische gegevens niet voldoende worden geobjectiveerd. Het CIZ leidt hieruit af dat niet gedurende de hele dag permanent toezicht nodig is. Voor het item communicatie is ook geen score toegekend, omdat uit de aanwezige medische stukken geconcludeerd kan worden dat [naam] kan praten en wordt verstaan en begrepen door derden. Voor het item alleen thuis zijn is eveneens geen score toegekend, omdat uit het onderzoek niet is gebleken dat [naam] niet langer dan 30 minuten alleen thuis kan zijn als gevolg van een aandoening. Dat [naam] een verzorger thuis nodig heeft om ’s nachts te kunnen slapen is op zijn leeftijd normaal en gebruikelijk. Dat [naam] zijn moeder nodig heeft voor zijn ontwikkeling is wat anders dan de noodzaak van zijn moeder om constant in zijn nabijheid te zijn. De rechtbank heeft tot slot overwogen dat zij de geldigheidsduur van een jaar voor de score op het item begeleiding buitenshuis onderschrijft.
Het standpunt van partijen
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Haar beroepsgronden richten zich tegen het Beoordelingskader in het algemeen, tegen de zorgvuldigheid van het onderzoek, tegen de vaststelling van de zorgscores en tegen de geldigheidsduur van het CIZadvies.
3.2.
De Svb heeft in hoger beroep het procesbelang aan de orde gesteld. De Svb wijst er daarbij op dat de geldigheidsduur van het CIZ-advies inmiddels is verstreken en een nieuwe aanvraag is ingediend. Dit betekent dat nu sprake is van een afgesloten periode in het verleden.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad oordeelt eerst dat appellante procesbelang heeft. Vervolgens beoordeelt de Raad of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de toekenning van de dubbele kinderbijslag voor [naam] in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De (wettelijke) regels die voor de beoordeling van het hoger beroep het meest belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wel procesbelang
4.2.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen, [2] bestaat er procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van – hoger – beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
4.2.2.
De Raad oordeelt dat appellante procesbelang heeft. Het CIZ-advies waarop het bestreden besluit is gebaseerd, is een jaar geldig en zoals ter zitting is besproken heeft de Svb aan die beperkte geldigheidsduur consequenties verbonden die door appellante worden bestreden.
Zorgvuldig onderzoek
4.3.
Het betoog van appellante dat het onderzoek door het CIZ niet zorgvuldig is geweest, slaagt niet. Om te bepalen of [naam] intensieve zorg nodig heeft, heeft de Svb zoals artikel 12, eerste lid, van het BUK [3] voorschrijft, een op medische gegevens gebaseerd advies ingewonnen bij het CIZ. De (medisch) adviseurs van het CIZ hebben dossieronderzoek verricht, de gegevens op het medisch vragenformulier betrokken, de beschikbare medische informatie van de behandelend sector bestudeerd en verkregen informatie tijdens een hoorzitting met appellante meegenomen. Op basis van deze informatie heeft het CIZ een duidelijk beeld kunnen krijgen van de intensiteit van de benodigde zorg. Dat (de medisch adviseur van) het CIZ de daarvoor vereiste deskundigheid mist, volgt de Raad niet. In het verzoek van appellante de medisch adviseur van het CIZ op te roepen als getuige om nadere informatie te verstrekken over zijn deskundigheid, ziet de Raad dan ook geen meerwaarde.
Beoordelingskader
4.4.1.
Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld, is het Beoordelingskader aan te merken als een vaste gedragslijn en kan dat als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag. [4] Hiermee is niet gegeven dat het CIZ niet in een voorkomend geval, waarin de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, per item als bedoeld in artikel 3 van de Regeling, [5] zou moeten beoordelen of, in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader, sprake is van een situatie van intensieve zorg als bedoeld in artikel 11, van het BUK. Het ligt in een voorkomend geval op de weg van de betrokkene om aan de hand van concrete, verifieerbare, objectieve feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat hiervan sprake is.
4.4.2.
Verder heeft de Raad eerder overwogen, [6] dat er geen rechtsregel bestaat waaruit volgt dat een vaste gedragslijn moet zijn gebaseerd op wetenschappelijke en medische onderbouwingen of dat inzichtelijk is hoe de vaste gedragslijn tot stand is gekomen.
4.4.3.
De Raad ziet in wat appellante naar voren heeft gebracht geen aanleiding deze rechtspraak te wijzigen. Het betoog van appellante dat bij de totstandkoming van het Beoordelingskader sprake is geweest van een ongeoorloofde beïnvloeding van buitenaf om tot bezuinigingen te kunnen komen, wordt niet gevolgd, alleen al omdat dit betoog feitelijke grondslag mist. De beroepsgronden van appellante over de onrechtmatigheid van het Beoordelingskader als zodanig, slagen dan ook niet.
De beoordeling van de items
4.5.1.
Appellante betoogt dat het aantal punten van drie niet juist is. [naam] zou op de items eten en drinken, gedrag, communicatie en alleen thuis zijn ook een punt moet scoren. Dit betoog slaagt niet.
4.5.2.
Het CIZ heeft op inzichtelijke wijze gemotiveerd waarom [naam] op deze items niet scoort. Daarnaast is in beroep verder toegelicht waarom [naam] op deze items geen score krijgt. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak deze items uitvoerig besproken aan de hand van wat appellante heeft aangevoerd. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het CIZ voldoende heeft gemotiveerd waarom [naam] op deze items niet scoort, zodat de Svb het advies van het CIZ aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.5.3.
Voor het item communicatie heeft [naam] geen score toegekend gekregen. Op basis van de aanwezige (medische) informatie, waaronder ook het ongedateerde JPH rapport [7] en het verslag van Karakter, Eindverslag BinK, [8] heeft de medisch adviseur vastgesteld dat er geen sprake is van een onvermogen tot spreken en/of communiceren en ook geen sprake is van een situatie dat niemand [naam] begrijpt en/of dat [naam] niemand begrijpt. De medisch adviseur heeft uit deze informatie de conclusie getrokken dat [naam] daadwerkelijk communiceert met anderen. Dat [naam] daarbij soms moeite heeft met begrijpen wat er wordt gezegd en het lastig is voor hem om korte en duidelijke zinnen te formuleren, leidt niet tot een score op dit item. In wat appellante heeft aangevoerd, ziet de Raad onvoldoende grond om te oordelen dat in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader sprake is van een situatie van intensieve zorg.
Geldigheidsduur CIZ-advies
4.6.
Appellante betoogt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom het CIZ-advies vanwege het item begeleiding buitenshuis maar een jaar geldig is. Dit betoog slaagt niet. Uit de stukken die zijn betrokken bij het opstellen van het CIZ-advies, waaronder het ongedateerde JPH rapport, [9] blijkt dat de therapie en de begeleiding die [naam] ontvangt zijn gericht op het vergroten van zijn zelfredzaamheid. De verwachting is dat [naam] zich nog kan ontwikkelen en dat hij leerbaar is. Niet valt in te zien waarom dit geen positieve gevolgen zou kunnen hebben voor het functioneren buitenshuis.
Geen deskundige benoemen
4.7.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het (medisch) onderzoek zorgvuldig is geweest en dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het (medisch) advies van het CIZ niet concludent of anderszins onjuist is. Appellante heeft voldoende gelegenheid gehad om zelf (medische) stukken over te leggen en heeft met wat zij aanvoert onvoldoende twijfel gezaaid over de beoordeling. Daarmee mocht de Svb zich op het (medisch) advies van het CIZ baseren en bestaat geen aanleiding om een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat appellante geen gelijk krijgt.
5.1.
Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en Y. Sneevliet en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) S.S. Blok

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke (wettelijke) regels

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK)
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het BUK is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het BUK wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling)
In artikel 1 van de Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het BUK.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder c, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het tien-zeventien jaar is en het CIZ minimaal drie punten toekent.

Voetnoten

1.Beoordelingskader BUK 2018.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887.
3.Besluit uitvoering kinderbijslag.
4.CRvB 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
5.Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
7.Met als datum adviesopdracht gemeente 4 november 2021.
8.Met datum behandelplan 18 maart 2021.
9.Met als datum adviesopdracht gemeente 4 november 2021.