ECLI:NL:CRVB:2024:1766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om verlening maatwerkvoorziening individuele begeleiding Wmo 2015
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1966 en bekend met PTSS-gerelateerde klachten, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking heeft op de afwijzing van een verzoek om verlenging van een eerder toegekende maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). De maatwerkvoorziening was oorspronkelijk verstrekt voor zeven uur per week, maar liep af op 31 december 2019. Appellant verzocht om verlenging met terugwerkende kracht, maar het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft dit verzoek afgewezen.
De Raad heeft vastgesteld dat het college het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen belang had bij een oordeel over een pgb dat in het verleden was verstrekt. Appellant heeft aangevoerd dat hij zowel immateriële als materiële schade heeft geleden, maar de Raad oordeelt dat de door appellant aangevoerde punten onvoldoende onderbouwd zijn. De enkele stelling van de psycholoog dat de draagkracht van appellant is overschreden, is te algemeen en biedt geen basis voor het aannemen van schade.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat het bestreden besluit van het college in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.