ECLI:NL:CRVB:2024:1757
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- E.X.R. Yi
- Rechtspraak.nl
Toekenning IVA-uitkering en de beoordeling van bijzondere gevallen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IVA-uitkering aan appellant. Appellant, die sinds 2005 ziek is door psychische klachten, had eerder een WGA-uitkering ontvangen. In maart 2022 meldde hij een verslechtering van zijn gezondheid en vroeg hij om herbeoordeling, wat leidde tot een IVA-uitkering met ingang van 16 maart 2022. Het Uwv had echter de uitkering pas per 16 maart 2021 willen toekennen, wat appellant betwistte. De rechtbank Amsterdam had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de IVA-uitkering van appellant met terugwerkende kracht moest ingaan op 16 maart 2021, maar appellant stelde dat deze al eerder, in 2008 of 2012, had moeten ingaan. De Raad oordeelde dat er geen bijzonder geval was dat rechtvaardigde dat de uitkering eerder inging dan 52 weken voor de aanvraag om herbeoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent de ingangsdatum van uitkeringen en de bewijslast voor bijzondere gevallen.