ECLI:NL:CRVB:2024:1736
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Met de besluiten van 12 april 2022 en 22 november 2023 is het Uwv geheel tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellant, waardoor hij geen belang meer had bij een oordeel in hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat de hoger beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De Raad heeft tevens de proceskosten en schadevergoeding in het kader van de overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De appellant had verzocht om vergoeding van proceskosten en schadevergoeding als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de procedure is overschreden en heeft het Uwv en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de appellant. De totale proceskosten die de appellant heeft moeten maken, zijn begroot op € 11.214,68. De Raad heeft ook het griffierecht dat de appellant heeft betaald, vastgesteld op € 529,- en dit moet door het Uwv worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de gevolgen van het niet hebben van belang bij een oordeel. Daarnaast wordt de procedure rondom schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn uiteengezet, inclusief de berekening van de te vergoeden bedragen.