ECLI:NL:CRVB:2024:1729
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het beroep van appellante, een B.V., door de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had geoordeeld dat appellante geen procesbelang had bij een oordeel over de rechtmatigheid van het verstrekte voorschot aan een ex-werknemer, die een WIA-uitkering had aangevraagd. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 12 juni 2024, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door [X] en [Y] via videobellen, en het Uwv door mr. P.C.P. Heijnen-Veldman.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen eigenrisicodrager is voor de WIA-uitkering van haar ex-werknemer en dat de gevolgen voor haar enkel via de gedifferentieerde WGA-premie zichtbaar zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen procesbelang aanwezig was, omdat het resultaat van het hoger beroep niet zou leiden tot een feitelijke betekenis voor appellante. De Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden door de besluitvorming van het Uwv.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om een concreet belang aan te tonen bij hun beroep. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen proceskostenvergoeding toegekend aan appellante.