Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
[bedrag 1 juli 2021];
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de voortzetting van bijstand in de vorm van een lening, waarbij de waarde van de eigen woning van appellant een cruciale rol speelt. Appellant, eigenaar van een woning met een hypotheekschuld van € 112.500,-, had gemeld dat de WOZ-waarde van zijn woning per 1 januari 2021 was gestegen tot € 227.000,-. Het college van burgemeester en wethouders van Almelo heeft daarop besloten om de bijstand van appellant per 1 juli 2021 voort te zetten als geldlening, gezien de waarde van de woning. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het college terecht de bijstand als lening heeft voortgezet. De Raad oordeelt dat artikel 50 van de Participatiewet (PW) niet alleen geldt bij de eerste beoordeling van de aanspraak op bijstand, maar ook bij herbeoordelingen. Het college was verplicht om de bijstandsverlening aan appellant voort te zetten als lening, omdat de voorwaarden daarvoor waren vervuld. Appellant heeft aangevoerd dat het college niet had mogen uitgaan van de WOZ-waarde, maar de Raad oordeelt dat het college in dit geval wel degelijk de WOZ-waarde mocht hanteren, aangezien appellant geen bewijs heeft geleverd dat de waarde lager is.
De Raad heeft ook de beroepsgronden van appellant tegen de beslissing van het college beoordeeld, waaronder de stelling dat de lening in strijd is met Europees recht. De Raad concludeert dat deze beroepsgrond niet slaagt, omdat de Europese richtlijnen niet van toepassing zijn op de situatie van appellant als bijstandsgerechtigde. Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en blijft de voortzetting van de bijstand in de vorm van een lening in stand. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.