ECLI:NL:CRVB:2024:1679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.S. Pot, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 april 2022, waarin het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond werd verklaard. De Svb had bij besluit van 12 juli 2021 een AIO-aanvulling toegekend met ingang van 31 mei 2021, maar appellanten waren van mening dat de ingangsdatum 1 mei 2021 moest zijn. Het bezwaar van appellanten werd door de Svb niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Tijdens de procedure heeft mr. Pot namens appellanten het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenveroordeling van de Svb. De Svb heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft de Svb echter niet tegemoetgekomen aan de appellanten, omdat het besluit van 16 maart 2022, dat een volledige AIO-aanvulling toekende, niet het besluit van 7 oktober 2021 herzien heeft.
De Raad concludeert dat er geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb, en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met O.L.H.W.I. Korte als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.