ECLI:NL:CRVB:2024:1677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor individuele begeleiding na niet-gebruik van pgb
In deze zaak gaat het om de intrekking van een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant, geboren in 1935 en bekend met lichamelijke klachten, had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor individuele begeleiding, maar heeft dit budget niet ingezet. Het college van burgemeester en wethouders van Diemen heeft na onderzoek besloten de maatwerkvoorziening in te trekken, omdat het pgb niet was gebruikt. Appellant is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 juli 2024. Appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. T.A. Vetter, terwijl het college werd vertegenwoordigd door H.C. Schrama. De Raad heeft vastgesteld dat het college de maatwerkvoorziening terecht heeft ingetrokken, omdat appellant geen gebruik heeft gemaakt van het pgb. De Raad oordeelt dat het college op basis van artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 bevoegd was om de maatwerkvoorziening in te trekken, aangezien het niet gebruik maken van het pgb kan duiden op een gebrek aan behoefte aan de voorziening.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen de intrekking ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat er geen omstandigheden zijn die maken dat het college niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de maatwerkvoorziening in te trekken. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak is gedaan op 22 augustus 2024.