ECLI:NL:CRVB:2024:1676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank inzake AOW-pensioen
In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank terecht het beroep van appellant tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen procesbelang had, omdat er met ingang van augustus 2022 geen recht op toeslag meer kon ontstaan. Appellant had in 2014 een AOW-pensioen toegekend gekregen, maar na wijzigingen in zijn woonsituatie en een verzoek tot herziening van het besluit, heeft de Svb geweigerd om het pensioen te herzien naar de gehuwdennorm met partnertoeslag. Appellant stelde dat de Svb een fout had gemaakt en dat hij recht had op een AOW-pensioen naar de gehuwdennorm met toeslag vanaf 2014. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen procesbelang had, omdat de uitkomst van het hoger beroep niet zou leiden tot een gunstiger resultaat voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.