ECLI:NL:CRVB:2024:1676

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
24/837 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank inzake AOW-pensioen

In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank terecht het beroep van appellant tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen procesbelang had, omdat er met ingang van augustus 2022 geen recht op toeslag meer kon ontstaan. Appellant had in 2014 een AOW-pensioen toegekend gekregen, maar na wijzigingen in zijn woonsituatie en een verzoek tot herziening van het besluit, heeft de Svb geweigerd om het pensioen te herzien naar de gehuwdennorm met partnertoeslag. Appellant stelde dat de Svb een fout had gemaakt en dat hij recht had op een AOW-pensioen naar de gehuwdennorm met toeslag vanaf 2014. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen procesbelang had, omdat de uitkomst van het hoger beroep niet zou leiden tot een gunstiger resultaat voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

24/837 AOW
Datum uitspraak: 20 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 februari 2024, 23/1673 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellant geen procesbelang heeft.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. V.M.C. Verhaegen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Verhaegen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Met een besluit van 5 maart 2014 heeft de Svb aan appellant met ingang van 16 juni 2014 een AOW [1] -pensioen toegekend naar de norm van een pensioengerechtigde die met twee of meer meerderjarige personen samenwoont of alleenstaand is. Hij woonde namelijk samen met zijn partner en haar meerderjarige zoon. Nadat de zoon was verhuisd heeft de Svb met een besluit van 9 december 2019 het AOW-pensioen met ingang van december 2019 gewijzigd naar de norm voor een gehuwde. Appellant voerde vanaf dat moment een gezamenlijke huishouding met zijn partner.
1.2.
Op 17 september 2020 heeft appellant de Svb verzocht het besluit van 5 maart 2014 te herzien en aan hem met ingang van 16 juni 2014 een gehuwdenpensioen toe te kennen met partnertoeslag. De Svb heeft geweigerd om aan dit verzoek tegemoet te komen. Appellant heeft namelijk geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die niet al bekend waren toen de beslissing werd genomen. Ook is het besluit van 5 maart 2014 niet onmiskenbaar onjuist. Met een besluit van 17 maart 2021 heeft de Svb het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank met de uitspraak van 16 mei 2024 bevestigd. [2]
1.3.
Op 8 augustus 2022 heeft appellant gemeld dat de zoon van zijn partner weer bij hem en zijn partner woont. Met een besluit van 8 september 2022 heeft de Svb het AOW-pensioen gewijzigd naar een ongehuwdenpensioen omdat appellant niet gehuwd is en hij een gezamenlijke huishouding met twee meerderjarige personen voert. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met een besluit van 23 januari 2023 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard. De Svb heeft hierbij uiteengezet dat appellant ten opzichte van zowel zijn partner als haar meerderjarige zoon voldoet aan de voorwaarden voor een gezamenlijke huishouding, er is namelijk sprake van hetzelfde hoofdverblijf en van wederzijdse zorg, waardoor sprake is van een meerpersoonshuishouding. Appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is van oordeel dat appellant geen procesbelang heeft, omdat met ingang van augustus 2022 geen recht op toeslag meer kan ontstaan. Appellant kan daarom met de procedure niet bereiken wat hij wenst.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet met de uitspraak van de rechtbank eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het beroep tegen het bestreden besluit nietontvankelijk heeft verklaard aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Het is vaste rechtspraak van de Raad dat sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Van de bestuursrechter kan in een geval waarin de uitkomst van het (hoger) beroep niet in concreto voor een voor de betrokkene gunstiger resultaat kan leiden, geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan voor mogelijke toekomstige gevallen. [3]
4.2.
Appellant heeft schriftelijk aangevoerd dat de rechtbank het beroep ten onrechte nietontvankelijk heeft verklaard, omdat het ongewijzigd voortzetten van het AOW-pensioen naar de gehuwdennorm in augustus 2022 van belang is voor het in 2014 ontstane recht op partnertoeslag. Ter zitting heeft appellant gesteld dat hij een oordeel wil over de vraag of hij recht heeft op een AOW-pensioen naar de gehuwdennorm vanaf 2022. Het procesbelang is er volgens hem in gelegen dat de door hem gewenste uitkomst, namelijk vanaf 2022 als gehuwd te worden aangemerkt, kan leiden tot een gesprek met de Svb over een AOW-pensioen met toeslag vanaf 2022. Appellant heeft ter zitting meermaals herhaald dat hij vindt dat de Svb een fout heeft gemaakt en dat hij vanaf 2014 recht heeft op een AOW-pensioen naar gehuwdennorm met toeslag. Hij hoopt met deze procedure te bereiken dat de Svb dit gaat inzien waardoor een praktische oplossing kan worden bereikt.
4.3.
De Raad is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft. Wat appellant wil is een discussie over de partnertoeslag. Niet alleen is daarover al eerder geoordeeld door de rechtbank en de Raad, maar dat kan bovendien niet in deze procedure omdat het besluit van 8 september 2022 daar niet over gaat. Als appellant het toch – opnieuw – over de toeslag wil hebben, moet hij bij de Svb zijn. Daarvoor heeft appellant geen rechterlijk oordeel nodig over het bij besluit van 23 januari 2023 gehandhaafde besluit van 8 september 2022. In zoverre heeft hij geen belang en heeft de rechtbank het beroep tegen dat besluit terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.L. Noort, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2024.
(getekend) M.L. Noort
(getekend) L.C. van Bentum

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2402.