ECLI:NL:CRVB:2024:1634
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Venlo heeft deze aanvraag afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de kosten voor de bewindvoering meer dan twee maanden voor de aanvraag waren opgekomen. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van de appellant tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de kosten van beloning van een bewindvoerder ontstaan op de dag dat de bewindvoerder door de kantonrechter wordt benoemd. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak. De Raad stelde vast dat de aanvraag om bijzondere bijstand pas op 2 december 2021 was ontvangen, terwijl de kosten al eerder waren gemaakt. De appellant voerde aan dat de kosten later waren opgekomen omdat de kantonrechter de bewindvoerder drie maanden de tijd had gegeven voor het opmaken van de boedelbeschrijving, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden geen reden waren om af te wijken van de vaste rechtspraak.
De conclusie was dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.