ECLI:NL:CRVB:2024:1602
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellante
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 februari 2024 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. In het verzoek aan de Raad is appellante tevens om een proceskostenveroordeling gevraagd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv reeds had besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase. De Raad oordeelt dat het Uwv ook moet worden veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten zijn begroot op € 2.625,- voor verleende rechtsbijstand en € 642,40 voor de kosten van de ingeschakelde medisch adviseur, wat leidt tot een totaalbedrag van € 3.267,40 dat het Uwv aan appellante moet vergoeden.
Daarnaast moet het Uwv ook het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 913,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.