ECLI:NL:CRVB:2024:1602

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
23/2699 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellante

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 februari 2024 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. In het verzoek aan de Raad is appellante tevens om een proceskostenveroordeling gevraagd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv reeds had besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase. De Raad oordeelt dat het Uwv ook moet worden veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten zijn begroot op € 2.625,- voor verleende rechtsbijstand en € 642,40 voor de kosten van de ingeschakelde medisch adviseur, wat leidt tot een totaalbedrag van € 3.267,40 dat het Uwv aan appellante moet vergoeden.

Daarnaast moet het Uwv ook het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 913,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.

Uitspraak

23/2699 WIA
Datum uitspraak: 7 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 augustus 2023, 23/857 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. drs. A. Jurg hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 28 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 februari 2024 volledig aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 875,-) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift), in totaal € 2.625,- voor verleende rechtsbijstand.
Appellante heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het opstellen van rapporten door haar medisch adviseur. Deze kosten komen gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. De kostenvergoeding voor de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, wordt berekend conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Daarbij geldt voor opdrachten van en na 1 januari 2023 een maximaal uurtarief van € 142,75. De door het Uwv te vergoeden kosten voor de ingeschakelde medisch adviseur worden op grond van het Bts vastgesteld op € 642,40, bestaande uit:
- voor het rapport van 3 maart 2023: 1,5 x € 142,75 = € 214,13;
- voor het rapport van 25 april 2023: 0,5 x € 142,75 = € 71,38;
- voor het rapport van 1 juni 2023: 0,5 x € 142,75 = € 71,38;
- voor het rapport van 26 juni 2023: 0,5 x € 142,75 = € 71,38;
- voor het rapport van 28 augustus 2023: 1,5 x € 142,75 = € 214,13.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 7 juni 2018 [1] is een verhoging van deze bedragen met omzetbelasting niet aan de orde als een belanghebbende omzetbelasting als voorbelasting in aftrek kan brengen. Appellante voert een onderneming en kan als zodanig de omzetbelasting als voorbelasting in aftrek brengen. Voor een verhoging met omzetbelasting is geen aanleiding.
In totaal bedragen de door het Uwv te vergoeden kosten € 3.267,40.
Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.267,40;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 913,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2024.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) S.P.A. Elzer

Voetnoten

1.CRvB 7 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1774.