Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het Uwv een WIA-uitkering heeft toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 49,92%. Appellante betwist de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en stelt dat het Uwv ten onrechte is uitgegaan van de contractuele uren per week, terwijl zij feitelijk meer uren heeft gewerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 juli 2024 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld op basis van de gegevens uit de polisadministratie. Appellante heeft niet aangetoond dat de door het Uwv gebruikte gegevens onjuist zijn. De verklaring van haar leidinggevende was te algemeen en niet concreet genoeg om de extra gewerkte uren te onderbouwen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de procedure binnen de redelijke termijn is afgehandeld. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.