In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2024, gaat het om de herziening van het ouderdomspensioen van betrokkenen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft een huisbezoek afgelegd bij betrokkenen om hun woonsituatie te controleren, waarbij zij een formulier voor informed consent hebben laten ondertekenen. Betrokkenen betwisten echter dat er sprake was van informed consent, omdat het huisbezoekformulier pas na het binnentreden van de woning is opgeslagen. De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen informed consent was, maar de Svb is in hoger beroep gegaan.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat er wel degelijk sprake was van informed consent. De handhavingsmedewerkers hebben zich voorafgaand aan het huisbezoek geïdentificeerd en de reden en het doel van het bezoek uitgelegd. Betrokkenen zijn geïnformeerd dat het weigeren van toestemming geen gevolgen zou hebben voor hun AOW-pensioen. De Raad concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen informed consent was en vernietigt de eerdere uitspraak. De herziening van de AOW-pensioenen blijft in stand voor de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 september 2021, en de Svb wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen tot een bedrag van € 1.750,-.