ECLI:NL:CRVB:2024:1560

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
23/1186 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AOW-pensioen op basis van informed consent en huisbezoek door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2024, gaat het om de herziening van het ouderdomspensioen van betrokkenen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft een huisbezoek afgelegd bij betrokkenen om hun woonsituatie te controleren, waarbij zij een formulier voor informed consent hebben laten ondertekenen. Betrokkenen betwisten echter dat er sprake was van informed consent, omdat het huisbezoekformulier pas na het binnentreden van de woning is opgeslagen. De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen informed consent was, maar de Svb is in hoger beroep gegaan.

De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat er wel degelijk sprake was van informed consent. De handhavingsmedewerkers hebben zich voorafgaand aan het huisbezoek geïdentificeerd en de reden en het doel van het bezoek uitgelegd. Betrokkenen zijn geïnformeerd dat het weigeren van toestemming geen gevolgen zou hebben voor hun AOW-pensioen. De Raad concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen informed consent was en vernietigt de eerdere uitspraak. De herziening van de AOW-pensioenen blijft in stand voor de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 september 2021, en de Svb wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

23/1186 AOW, 23/1187 AOW, 23/1188 AOW, 23/1222 AOW, 23/1223 AOW, 23/1224 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 maart 2023, 22/2759, 22/2931 en 22/4090 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene 1] (betrokkene 1) en [betrokkene 2] (betrokkene 2), beiden te [woonplaats]
Datum uitspraak: 16 juli 2024

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over een herziening van het ouderdomspensioen van betrokkenen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Betrokkenen stellen zich op het standpunt dat er geen sprake was van ‘informed consent’ voor het huisbezoek dat is verricht door de Svb. De rechtbank was het met betrokkenen eens. De Raad oordeelt dat de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat wel sprake was van ‘informed consent’. Het college heeft daarom terecht het AOW-pensioen van betrokkenen herzien.

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkenen hebben een verweerschrift ingediend. De Svb heeft hierop gereageerd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 juni 2023. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd. Betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Wellen, advocaat.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Betrokkenen ontvingen beiden een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande, betrokkene 2 vanaf 1 augustus 2013 en betrokkene 1 vanaf 22 april 2020.
1.2.
Op 19 maart 2021 is betrokkene 1 verhuisd van adres X in [woonplaats] naar adres Y in [plaats] . Naar aanleiding van een melding dat betrokkene 1 een antikraakpand huurde waar meerdere mensen stonden ingeschreven hebben medewerkers van de afdeling Handhaving van de Svb (handhavingsmedewerkers) een onderzoek verricht naar de woonsituatie van betrokkene 1. Daarbij hebben zij onder meer internetonderzoek verricht, waarbij onder meer gegevens op de Facebookpagina van betrokkene 1 zijn ingezien. De handhavingsmedewerkers hebben gezien dat betrokkene 1 op zijn Facebookprofielen te zien was met een vrouw, dat hij en die vrouw in de reacties als stel werden omschreven en dat de vrouw via de vriendenlijst was te herleiden naar betrokkene 2. Vervolgens hebben de handhavingsmedewerkers ook onderzoek verricht naar de woonsituatie van betrokkene 2 op het adres Z te [woonplaats] , het woonadres van betrokkene 2. In het kader van het onderzoek naar de woonsituatie van betrokkenen hebben de handhavingsmedewerkers in de maanden juni 2021 tot en met augustus 2021 waarnemingen verricht op zowel adres Z als Y en bij Vitens gegevens opgevraagd over het waterverbruik op adres Z. Op 14 september 2021 hebben de handhavingsmedewerkers een huisbezoek afgelegd op het adres Z te [woonplaats] . Betrokkenen hebben een formulier ‘Verklaring omtrent huisbezoek’ (huisbezoekformulier) ondertekend. Daarop is onder meer vermeld dat de medewerkers van de Svb zich hebben gelegitimeerd en hebben uitgelegd dat het bezoek tot doel heeft te controleren of de gegevens van betrokkene 2 kloppen, en dat wanneer aan de medewerkers van de Svb geen toestemming wordt gegeven om de woning van betrokkene 2 binnen te treden, dit geen directe gevolgen zal hebben voor het ouderdomspensioen van betrokkene 2. Tijdens het huisbezoek hebben de handhavingsmedewerkers een gesprek gevoerd met betrokkenen. Wat betrokkenen hebben verklaard is verwerkt in een ‘checklist gezamenlijke huishouding’ (checklist) en een ‘gespreksverslag’. Betrokkenen hebben zowel de checklist als het gespreksverslag ondertekend. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 16 september 2021.
1.3.
Betrokkenen wonen vanaf oktober 2021 samen aan het adres Z te [woonplaats] . Op [trouwdag] 2021 zijn zij met elkaar getrouwd.
1.4.
Met een besluit van 11 november 2021 (besluit 1), na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 28 april 2022 (bestreden besluit 1), heeft de Svb het AOW-pensioen van betrokkene 1 met ingang van april 2020 herzien naar de norm voor gehuwden.
1.5.
Met een besluit van 24 februari 2022 (besluit 2) heeft de Svb het AOW-pensioen van betrokkene 2 met ingang van februari 2022 herzien naar de norm voor gehuwden.
1.6.
Met een besluit van 13 mei 2022 (bestreden besluit 2) heeft het college het bezwaar van betrokkene 2 tegen besluit 2 voor een deel gegrond verklaard en het AOW-pensioen van betrokkene 2 met ingang van november 2021 herzien naar de norm voor gehuwden.
1.7.
Met een besluit van 24 mei 2022 (besluit 3), na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 27 juli 2022 (bestreden besluit 3), heeft de Svb het AOW-pensioen van betrokkene 2 met ingang van 1 augustus 2013 herzien naar de norm voor gehuwden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden besluiten 1 tot en met 3 vernietigd en de besluiten 1 tot en met 3 herroepen, de besluiten 2 en 3 voor zover het de periode van 1 augustus 2013 tot en met 13 september 2021 betreft. De rechtbank heeft, samengevat, het volgende overwogen. Uit de checklist en het gespreksverslag valt niet af te leiden dat op voorhand en op basis van een correct “informed consent” toestemming is gegeven voor het huisbezoek. Vaststaat dat het huisbezoekformulier met handtekeningen pas op 14 september 2021, om 13.33 uur, dus na het binnentreden in de woning van betrokkene 2, als pdf-document is opgeslagen. Aan de eis van voorafgaande toestemming is dus niet voldaan, zodat niet is komen vast te staan dat het huisbezoek op ‘informed consent’ berust. Dit betekent dat een inbreuk is gemaakt op het huisrecht van betrokkene 2 als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Wat ten tijde van het huisbezoek is waargenomen mag daarom alleen worden gebruikt bij de beoordeling vanaf de datum van het huisbezoek. De overige onderzoeksbevindingen bieden onvoldoende grondslag voor de conclusie dat betrokkenen in de periode van april 2020 respectievelijk 1 augustus 2013 tot en met 13 september 2021 hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden. Met betrekking tot de periode van 14 september 2021 tot en met 11 november 2021, respectievelijk 24 mei 2022, ligt dat anders en was wel sprake van een gezamenlijke huishouding.
Het standpunt van de Svb
3. De Svb is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens, voor zover daarin de besluiten zijn vernietigd in verband met het ontbreken van ‘informed consent’. De Svb heeft aangevoerd dat wel is voldaan aan de vereisten van ‘informed consent’. Wat hij hierover naar voren heeft gebracht zal hieronder worden besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de bestreden besluiten heeft vernietigd aan de hand van de door de Svb in hoger beroep aangevoerde beroepsgrond. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang geschil
4.1.
Ter zitting heeft de Svb de periode van herziening van het AOW-pensioen van betrokkene 2 beperkt tot de periode vanaf 1 maart 2017. De Raad zal aan het einde van de uitspraak nagaan welke gevolgen dit heeft voor de besluitvorming. Aangezien de rechtbank heeft geoordeeld dat vanaf 14 september 2021 sprake is van een gemeenschappelijke huishouding en hiertegen geen incidenteel hoger beroep is ingesteld, is de te beoordelen periode als volgt. Voor betrokkene 1 loopt de te beoordelen periode van 22 april 2020 tot en met 13 september 2021 en voor betrokkene 2 loopt de te beoordelen periode van 1 maart 2017 tot en met 13 september 2021.
Informed consent
4.2.
Van een inbreuk op het huisrecht als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het EVRM is geen sprake als de rechthebbende toestemming heeft gegeven voor het binnentreden in de woning. De toestemming moet vrijwillig zijn verleend en op basis van de nodige informatie (‘informed consent’). Dit houdt in dat de toestemming van de betrokkene berust op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het huisbezoek en over de gevolgen van het weigeren van toestemming voor de verlening van bijstand. De bewijslast voor het ‘informed consent’ bij het binnentreden in de woning rust op de Svb. Als een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek bestaat dan moet de betrokkene erop worden gewezen dat het weigeren van toestemming gevolgen kan hebben voor de verlening van bijstand. Ontbreekt een redelijke grond dan moet de betrokkene erop worden gewezen dat het weigeren van toestemming geen gevolgen heeft voor de bijstandsverlening. Dit is vaste rechtspraak. [1]
4.3
Niet in geschil tussen partijen is dat er geen redelijke grond was voor het afleggen van het huisbezoek. Dit betekent dat betrokkenen er op gewezen moesten worden dat het weigeren van toestemming geen gevolgen had voor hun AOW-pensioen.
4.4.
De Svb heeft aangevoerd dat de handhavingsmedewerkers de woning van betrokkene 2 zijn binnengetreden op basis van ‘informed consent’. Dat het huisbezoekformulier pas is ondertekend vlak na dat binnentreden, maakt niet dat de toestemming niet op basis van de juiste ‘informed consent’ is gegeven. Uit de stukken blijkt dat de handhavingsmedewerkers zich al telefonisch hadden voorgesteld en zich voorafgaand aan het binnentreden hebben gelegitimeerd en uitgelegd wat de reden en het doel was van het huisbezoek en dat het niet meewerken geen gevolgen heeft voor de uitkering. Na de coronacheck zijn de handhavingsmedewerkers vrijwillig tot de woning toegelaten en is aansluitend het huisbezoekformulier getekend. Deze beroepsgrond slaagt. De Svb heeft aannemelijk gemaakt dat betrokkene 1 toestemming voor het huisbezoek heeft verleend op basis van ‘informed consent’. Daartoe is het volgende van belang.
4.4.1.
Zowel volgens het gesprekverslag als het huisbezoekformulier hebben de handhavingsmedewerkers zich gelegitimeerd. Betrokkenen hebben deze formulieren ondertekend voor akkoord. Ook blijkt uit het gespreksverslag en het huisbezoekformulier dat de handhavingsmedewerkers hebben uitgelegd wat de reden en het doel is van het bezoek. Op het huisbezoekformulier staat ook vermeld dat het weigeren van toestemming geen directe gevolgen heeft voor het recht op pensioen. Uit dit formulier blijkt ook dat betrokkenen hebben ingestemd met het huisbezoek. Uit de handhavingsrapportage over de gang van zaken bij het huisbezoek blijkt dat deze mededelingen van de handhavingsmedewerkers hebben plaatsgevonden aan de deur van de woning en dat betrokkene de handhavingsmedewerkers daarna tot de woning heeft toegelaten. Betrokkenen zijn hiermee voorafgaand aan het huisbezoek juist geïnformeerd over hun rechtspositie. Een en ander komt overeen met de beschrijving van de feitelijke gang van zaken voorafgaand in de handhavingsrapportage.
4.4.2.
De stelling van betrokkenen dat zij het huisbezoekformulier niet direct na binnenkomst hebben ondertekend, omdat om 13.20 uur is aangebeld en pas om 13.33 uur het huisbezoekformulier is opgeslagen op de laptop, leidt er in dit geval niet toe dat de handhavingsmedewerkers de woning van betrokkene 1 zijn binnengetreden zonder ‘informed consent’ en dus ook niet tot schending van het huisrecht als bedoeld in artikel 8 EVRM. [2] Uit de beschrijving van de feitelijke gang van zaken voorafgaand aan het huisbezoek in de handhavingsrapportage blijkt namelijk dat de handhavingsmedewerkers zich al bij de deur hebben gelegitimeerd en hebben verteld wat de reden en het doel voor het huisbezoek was en dat betrokkenen het huisbezoek konden weigeren zonder dat dit directe gevolgen had voor hun recht op pensioen. Hierdoor wisten betrokkenen met wie zij te maken hadden en wat het doel was van het bezoek, en ook dat zij het huisbezoek konden weigeren zonder dat dit gevolgen had voor hun AOW-pensioenen. Dat er dertien minuten zijn verstreken vanaf het moment van aanbellen tot het ondertekenen van het huisbezoekformulier doet hieraan niet af. Daarbij wordt nog opgemerkt dat in de handhavingsrapportage is vermeld dat om 13.20 uur is aangebeld in de centrale hal via de intercom. De handhavingsmedewerkers hadden enige tijd nodig om naar de woning op de negende verdieping te gaan. Verder was er enige discussie bij de voordeur over de plaats in de woning waar het gesprek zou gaan plaatsvinden. Ook kostte het openen, tekenen en opslaan van het huisbezoekformulier op de laptop enige tijd.
4.4.3.
Het voorgaande wordt niet anders voor zover betrokkenen erop hebben gewezen dat er enkele onjuistheden in de handhavingsrapportage staan en dat dit erop duidt dat deze rapportage in zijn geheel onjuist is. Volgens betrokkenen kan om die reden niet worden uitgegaan van de beschreven gang van zaken voorafgaand aan het huisbezoek. De Raad volgt dit betoog van betrokkenen niet. Zouden er al onjuistheden in de handhavingsrapportage staan, dan betekent dat niet dat de handhavingsrapportage als geheel niet deugt. Bovendien hebben betrokkenen de in de handhavingsrapportage beschreven gang van zaken voorafgaand aan het huisbezoek ter zitting bevestigd.
4.5.
Dit betekent dat de aangevallen uitspraak onjuist is voor zover de rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake was van ‘informed consent’. De Raad zal daarom hierna de beroepsgrond bespreken die betrokkenen verder in beroep hebben aangevoerd en die de rechtbank niet heeft besproken.
4.6.
Zoals ter zitting besproken hebben betrokkenen in beroep, naast de beroepsgrond dat niet is voldaan aan het vereiste van informed consent, als enige beroepsgrond aangevoerd dat wat zij hebben gezegd bij het gesprek tijdens het huisbezoek niet zorgvuldig is vastgelegd in het gespreksverslag. Het gesprek tussen de toezichthouders en betrokkenen duurde 2,5 uur en is in een half A4’tje samengevat. De conclusie komt geheel uit de lucht vallen. De bewoordingen die hierin gebruikt worden zijn juridische kwalificaties en niet de woorden van betrokkenen. Ook de checklist is volgens betrokkenen niet volledig ingevuld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.6.1.
De Raad kan betrokkenen volgen in hun stelling dat het gespreksverslag niet uitgebreid is. De Svb heeft ter zitting erkend dat dit anders had gekund. Dit maakt echter niet dat niet kan worden uitgegaan van de inhoud hiervan. Hierbij is van betekenis dat wat in het gespreksverslag is opgenomen aansluit bij wat in de checklist is ingevuld en ook overeenkomt met wat in de rapportage staat vermeld. Hier komt bij dat betrokkenen zowel het gespreksverslag als de checklist, die in samenhang moeten worden bezien, zonder voorbehoud hebben getekend. [3] Met deze ondertekening hebben betrokkenen verklaard dat zij de vragen naar waarheid hebben beantwoord, dat het ingevulde formulier met betrokkenen is doorgenomen voordat zij het hebben ondertekend en dat zij de mogelijkheid hebben gehad om correcties in de tekst aan te brengen.
4.6.2.
Betrokkenen hebben niet aannemelijk gemaakt dat, waarom en in welk opzicht de checklist onvolledig is ingevuld.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt dus. Dit betekent dat de herziening van de AOW-pensioenen en de aanpassing van die pensioenen naar de norm voor gehuwden voor de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 september 2021 in stand blijven.
4.8.
Uit een oogpunt van duidelijkheid zal de aangevallen uitspraak in zijn geheel worden vernietigd, behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht. De beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 zullen ongegrond worden verklaard. Omdat de Svb ter zitting een nader standpunt heeft ingenomen over de periode van herziening van het AOW-pensioen van betrokkene 2, zal de Raad het beroep tegen bestreden besluit 3 gegrond verklaren, dit besluit vernietigen voor zover het de herziening over de periode van 1 augustus 2013 tot 1 maart 2017 betreft en besluit 3 in zoverre herroepen.
5. Betrokkene 2 krijgt een vergoeding van haar proceskosten in hoger beroep in verband met het nadere standpunt dat de Svb heeft ingenomen over haar AOW-pensioen. Deze kosten worden begroot op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Omdat de aangevallen uitspraak niet in stand blijft, wordt van de Svb voor het ingestelde hoger beroep geen griffierecht geheven.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht;
  • verklaart de beroepen tegen de besluiten van 28 april 2022 en 13 mei 2022 ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 27 juli 2022 gegrond en vernietigt dit besluit voor zover het betreft de herziening van het AOW-pensioen van betrokkene 2 over de periode van 1 augustus 2013 tot 1 maart 2017;
  • herroept het besluit van 24 mei 2022 in zoverre en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 27 juli 2022;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van betrokkenen tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman als voorzitter en W.F. Claessens en W.A. Timmer als leden, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) S. van Pelt

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8, eerste lid
Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Artikel 8, tweede lid
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK4064.
2.Vergelijk de uitspraak van 11 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2529.
3.Zie de uitspraak van 19 december 2017, ECLI:NL:2017:4391.