ECLI:NL:CRVB:2024:1542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering wegens niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft op 7 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij op de dag dat zij achttien jaar werd en op de datum van de aanvraag duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, wat door de rechtbank is bevestigd. De rechtbank oordeelde dat appellante nog mogelijkheden heeft om arbeidsvermogen te ontwikkelen, ondanks haar psychische klachten en licht verstandelijke beperking. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar situatie niet juist is beoordeeld en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de Wajong-uitkering terecht heeft geweigerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat het ontbreken van arbeidsvermogen van appellante niet duurzaam is. Hierdoor blijft de weigering van de Wajong-uitkering in stand.